ln deze aanwijzingen vind je een korte uitleg over de koppeling met het vak aardrijkskunde en aanwijzingen bij de (ontdek)lessen.

De zes lessen en thema’s worden hieronder kort toegelicht. Bij het inplannen van de lessen moet je de serie globaal bekijken. Het ene thema is wat abstracter dan het andere, maar ook zijn sommige onderwerpen duidelijk controversiëler of persoonlijker dan andere. Kijk hier al naar bij de planning.

Verder geldt: je bent voldoende voorbereid als je de lessen zelf vooraf goed doorleest. Bij elke serie kun je rondstruinen in de bronnenlijst als je iets wilt toevoegen aan de les. Je kunt verdieping bieden door een oorspronkelijke bron op te nemen in de les en je weet dan zelf ook meer over het onderwerp.

Lessenserie 3 is gekoppeld aan aardrijkskunde. Elke ontdekles sluit aan bij thema’s uit de aardrijkskundeles met een ‘ontdekvraag’. Afstemming tussen vak- en taaldocent is belangrijk om te bepalen wanneer welke les past bij de lessen aardrijkskunde en hoe de leerlingen de ontdekvraag kunnen aanpakken. Hebben ze al ervaring met de atlas en/of Google Maps? De docenten hoeven bij het plannen van de lessen niet de genummerde volgorde van Woordenaars te volgen. Lees hierover meer in de algemene introductie: Werken met Woordenaars.

De ontdeklessen zijn aanvullingen op de les aardrijkskunde, ze behandelen niet expliciet de kerndoelen of begrippen van het vak. Het doel van de ontdeklessen is: informatie verzamelen over een thema zodat je daarover je gedachten kunt vormen en verwoorden. Door vakoverstijgend te werken, zullen leerlingen zelf ook gemakkelijker en vaker de link maken tussen de verschillende schoolvakken en kennisdomeinen. De aardrijkskundedocent kan zelf meer of minder nadruk op die verbinding leggen.

Er staan hieronder meestal geen kant-en-klare antwoorden bij de ontdekvragen. Alles is online te vinden.

Tips en notities zijn welkom in de reacties onder dit bericht; meld fouten via de Meldknop.

Aanwijzingen bij de ontdeklessen

3.1 Wat maakt jouw woonwijk zo bijzonder?

Het doel van deze les is stilstaan bij je woonomgeving, opmerken dat niet iedereen hetzelfde woont en verschillen leren benoemen. Daaraan gekoppeld verkennen de leerlingen ook wijken in kaarten en cijfers. Afhankelijk van hoeveel ze al geleerd hebben, kan dat nog best lastig zijn! Het wordt dus wel makkelijker als ze het bij aardrijkskunde al over bevolkingsdichtheid hebben gehad.

Een goede demonstratie van het gebruik van Google Maps voor deze opdracht en CBS in uw buurt, met de voorbeelden van Buurse of Jordaan, kan helpen. Probeer dit zelf eerst uit in de voorbereiding. Als je denkt dat het te lastig is voor leerlingen, beperk dan tot een van de twee bronnen (dus óf Google Maps, óf CBS in uw buurt).

De spreekles is een socratisch gesprek. Hierdoor kun je een veilige omgeving creëren om te spreken en wordt het geen debat over wie in de beste wijk woont. Er kunnen immers behoorlijk wat sentimenten zijn bij bepaalde stadsdelen of stad versus dorp, maar ook kunnen er grote verschillen zijn tussen hoe leerlingen wonen. In een socratisch gesprek stel je vragen, maar oordeel je niet. Zo kun je verschillen beseffen en benoemen zonder te oordelen.

3.2 Wat is de oplossing voor de woningnood?

In deze les gaat het opnieuw over ruimtelijke inrichting, maar dan op landelijk niveau: wonen en werken, reizen naar je werk, leven in de Randstad of juist daarbuiten, stad en platteland, de provincies. Vanzelfsprekend maakt het bij deze les veel uit wat leerlingen uit eigen ervaring kennen: moeten ze ver reizen naar school? Hoe dichtbevolkt is jouw provincie? Opnieuw gaat het om begrippen als bevolkingsdichtheid. Dit keer is het wel een concrete beleidskwestie, waar je ook echt een politiek debat over kunt voeren: krijgen de noordelijke provincies die dure, snelle treinverbindingen in ruil voor huizen?

Bij de ontdekvraag werkt opnieuw Google Maps het makkelijkst, je kunt voor de eerste rij demonstreren hoe je dit opzoekt en invult. Het opzoeken van reistijden en het invullen van een dergelijke tabel is namelijk op zich al een vaardigheid. Vergeet bij de bespreking vooral niet de vraag: ‘Hoe zou het zijn als de reistijd per ov vanuit Friesland of Drenthe 40 minuten minder is?’ Die informatie is essentieel voor het debat en de schrijfopdracht.

3.3 Kunnen we de ontbossing stoppen?

In deze les leren leerlingen nadenken over internationale kwesties. Welk aandeel hebben Europeanen in de ontbossing? Daarnaast leren ze denken in termen van oorzaken en gevolgen. Klimaatverandering (en CO2) kwam ook al aan bod in de serie wiskunde. Het is wel handig als leerlingen bij aardrijkskunde al iets hebben geleerd over globalisering of internationale handel en over het verschijnsel ontbossing. Deze les gaat namelijk niet over het verschijnsel zelf, maar over mogelijke oplossingen: op welk niveau moet dit aangepakt worden? Werkt het als de EU hiervoor een wet maakt? Hiermee komt ook de EU als aardrijkskunde-thema voorbij.

Bij de ontdekvraag gaat het om het leren denken in termen van oorzaak en gevolg. Een belangrijk inzicht is hier dat een gevolg ook weer een oorzaak is van een ander gevolg. Het is de bedoeling dat leerlingen alle oorzaken en gevolgen uit de tekst halen. Je komt dan (ongeveer) op het volgende ingevulde schema:

1: De Sahel had oorspronkelijk veel bomen en struiken, maar wordt nu gebruikt voor landbouw en veeteelt. (oorzaak)
2: Bomen werden schaars.
3: Het gebied werd steeds droger en kaler: het werd een woestijn.
4: Er kwam steeds meer CO2 in de lucht en steeds minder vogels overwinterden in de Sahel.  
5: Om dit tegen te gaan, probeerde men een Grote Groene Muur vol bomen te planten. 
6: Omdat de grond al te droog was, bleven veel bomen niet staan. 
7: Er werden lokale projecten gestart zoals in Senegal, waarbij boeren en hekken de jonge bomen beschermen.  
8: Dit is een succes, er zijn duizenden hectares bomen geplant en de klimaatverandering is minder erg. 

3.4 Moeten we stoppen met reizen?

Het onderwerp massatoerisme lijkt iets dichter bij de belevingswereld van leerlingen te liggen dan ontbossing, maar de algemene kennis over toerisme en reizen zal wel erg afhankelijk zijn van het persoonlijk referentiekader. Niet iedereen heeft een beeld bij Venetië of Barcelona. Vraag je vooraf af hoe je de aansluiting het beste vindt en waarover je meer wilt uitleggen. Je kunt de beelden van de Chinese Muur, Machu Picchu en Dubrovnik letterlijk erbij pakken op je digibord, of op de wereldkaart laten zien waar deze plaatsen te vinden zijn, of je kunt juist meer aandacht besteden aan wat ze zich misschien ook echt kunnen voorstellen in oorzaak en gevolg: wat AirBnB voor effect heeft op Amsterdam, bijvoorbeeld: ‘Stel je voor dat jij in het centrum van Amsterdam woont…’

Bij de ontdekvraag wordt verder ingezoomd op Venetië, Barcelona en Dubrovnik. Het is dus niet nodig om daar al veel over te vertellen bij de leestekst. Leerlingen kunnen de ontdekvraag beantwoorden door online te zoeken (en in de leestekst en ontdektekst). Bij de bespreking zullen verschillende antwoorden genoemd worden als kenmerken en plus- en minpunten. Probeer daarna goed stil te staan bij de slotvraag: wat heb je nu geleerd over massatoerisme? Die informatie is essentieel voor het debat en de schrijfopdracht.

3.5 Kernenergie: gevaar of de toekomst?

In deze les leren leerlingen nadenken over energiebronnen, dus het helpt als ze daar al iets over geleerd hebben. Het is goed om ook te vragen wat de leerlingen al weten over bijvoorbeeld groene energie, klimaatverandering en kernenergie, er is immers tegenwoordig veel aandacht voor, juist ook onder jongeren. In de les wordt wel uitgelegd wat kernenergie is, maar als alle kennis nieuw is, is de discussie erover erg abstract.

De ontdekvragen moeten meer inzichten en kennis over de verschillende energiebronnen opleveren. Hierbij gebruiken ze de afbeelding en informatie online.

  1. Wat is een kilowattuur? Of anders gezegd: wat kun je doen met 1 kilowattuur? Zoek dit op internet op. Wikipedia: ‘Als men een machine met een vermogen van 1 kW één uur laat werken heeft men een energie van 1 kWh verbruikt.’ Via deze link vind je een mooi rijtje van wat je kan met 1 kWh, zoals één keer de vaatwasser laten draaien of 100x je smartphone opladen.
  2. Hoeveel kilowattuur gebruikt een Nederlands gezin per jaar? (Zoek op.) Wikipedia: ongeveer 3.300 kWh.
  3. Reken uit: steenkool vervuilt veel meer dan windenergie of kernenergie. Hoe groot is het verschil per kilowattuur? In de afbeelding is te zien dat steenkool 740 gram CO2-uitstoot per kWh heeft. Bij wind- of kernenergie is dat 12 gram CO2 per kWh. Steenkool vervuilt dus met 728 gram CO2 méér per kWh. Je kunt ook zeggen: steenkool vervuilt 60x meer dan wind- of kernenergie.
  4. Hebben wij in Nederland veel energie van waterkracht? Waarom wel/niet? Nee, waterkracht wordt vooral opgewekt bij hoogteverschillen, een waterval of stuwdam. Omdat Nederland een vlak land is, kun je hier niet heel veel waterkracht winnen.
  5. Internationaal zijn er klimaatdoelen gesteld. Voor Nederland is het doel: ‘In 2030 stoten we in Nederland bijna de helft (49%) minder broeikasgassen uit dan we in 1990 deden.’ Als je goed naar de afbeelding hierboven kijkt, wat is dan het probleem als we dit specifieke doel dankzij kernenergie willen bereiken? Het duurt tien tot vijftien jaar om een kerncentrale te bouwen. Het lukt dus niet om vóór 2030 een nieuwe, werkende centrale te hebben.

Bespreek nog eens na met de leerlingen en controleer daarbij of ze voldoende weten om over het onderwerp te kunnen debatteren.

3.6 Hoe vangen we vluchtelingen goed op in de EU?

In deze les gaat het opnieuw om internationale kwesties en de EU, namelijk over de opvang van vluchtelingen. Het is een politiek veelbesproken, controversieel thema. Goed om te weten: in deze les gaat het over vluchtelingen volgens de definitie van het Vluchtelingenverdrag, op de vlucht voor een oorlog of bedreigend regime – dat wordt ook uitgelegd, met als concrete voorbeelden Syrië en Afghanistan. Het gaat dus niet over migranten of economische vluchtelingen. Ook de term asielzoekers wordt niet gebruikt, omdat het niet gaat over de procedures als iemand eenmaal in Nederland is.

Denk niet te snel dat leerlingen wel weten waar Syrië of Afghanistan ligt, pak de kaart erbij.

Bij de ontdekvraag zien de leerlingen twee tabellen uit de jaarlijkse cijfers van Vluchtelingenwerk. Zorg ervoor dat de leerlingen goed snappen wat hier bedoeld wordt met herkomstlanden (links) en opvanglanden (rechts). Ze kunnen de vragen vervolgens beantwoorden met een atlas en door online te zoeken.

  1. Niet alleen in Syrië, ook in andere landen zijn ernstige situaties. Ken je de situatie in de andere landen in de top 3, Afghanistan en Zuid-Soedan? Zoek kort op wat hier aan de hand is. In Afghanistan is een strijd gaande tegen de taliban, een streng-islamitische beweging. Sinds 2001 (9/11) waren de Verenigde Staten en diverse Europese landen hierbij betrokken. In 2021 trokken de Amerikaanse troepen zich terug en daarna hebben de taliban het land overgenomen. In Zuid-Soedan was van 2013-2020 een burgeroorlog gaande, een strijd tussen stammen en rebellengroepen. Sinds 2020 is er een vredesbestand, maar er zijn nog steeds problemen zoals geweld en hongersnood.
  2. Tachtig procent van de vluchtelingen vindt opvang in de regio. Wat zijn de buurlanden van Syrië? Zoek dit op in een atlas. Welke buurlanden zie je in de top 10 van opvanglanden? Irak, Jordanië, Israël, Turkije – en een stuk voor de kust van Syrië ligt Cyprus. Turkije, Libanon en Jordanië staan in de top 10 van opvanglanden.
  3. Wat zijn de buurlanden van Afghanistan en Zuid-Soedan? Zoek dit op in een atlas. Welke zie je in de top 10 van opvanglanden? Afghanistan: Pakistan, Iran, Turkmenistan, Oezbekistan, Tadzjikistan – in de bergen grenst ook nog een klein stuk aan China. In de top 10 vind je terug: Pakistan en Iran. Zuid-Soedan: Soedan, Ethiopië, Kenia, Oeganda, Congo-Kinshasa, Centraal-Afrikaanse Republiek. In de top 10 vind je terug: Oeganda, Soedan, Ethiopië.
  4. Welk land in de top 10 van opvanglanden ligt niet in de buurt van een land waar mensen uit vluchten? Duitsland. Bangladesh ligt namelijk naast Myanmar. De andere landen zijn buren van Syrië, Afghanistan of Zuid-Soedan.
  5. Hoeveel inwoners heeft Libanon? En Turkije? Zoek het ook op voor Duitsland en Nederland. Maakt dit volgens jou iets uit voor het aantal vluchtelingen dat een land zou kunnen opvangen? Libanon heeft 5,5 miljoen inwoners (en vangt 870.418 vluchtelingen op). Turkije heeft tachtig miljoen inwoners (en vangt 3,6 miljoen vluchtelingen op). Duitsland heeft ook ruim tachtig miljoen inwoners (en vangt 1,2 miljoen inwoners op). Nederland heeft 17,5 miljoen inwoners (en vangt 78.911 vluchtelingen op). Reken eventueel verder om hier een beeld bij te krijgen: Duitsland is misschien bijna vijf keer zo groot als Nederland, maar vangt wel vijftien keer meer vluchtelingen op. Libanon heeft drie keer zo weinig inwoners als Nederland, maar vangt tien keer meer vluchtelingen op.

Bespreek nog eens na met de leerlingen en controleer daarbij of ze voldoende weten om over het onderwerp te kunnen debatteren.

Geen reacties

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *